• Extra paar schoenen

    11 oktober 2014:

    Een fotozwerftocht in de achtertuin dit keer. De Zeldertse polder, tussen grofweg de Eem, Baarn en de Bunschoterstraatweg. Er loopt een klompenpad. Niet het gehele jaar te belopen. Bepaalde periodes is het alleen voorbehouden aan de vogels. Gelukkig maar. Deze plek kent illustere namen als Voor op Zeldert, Melm, de Hond, De Slaag en een straat vernoemd naar een Monseigneur. Nieuwland ligt om de hoek, bepaalt de grens min of meer. Ik start einde van de middag, zo tegen vieren. De wind is uit Oostelijke richting. Fijn, want daardoor blijft het lawaai van de vooruitgang vanaf de A1 ver weg. De schaduwen zijn inmiddels aangenaam lang. Zij trekken voren over het grasland. Een soort schakering van herfstkleuren ontstaat. Onderweg de nodige opstapjes. Over vooral schrikdraad. Er valt alleen weinig te schrikken. Geen mens te zien, een enkele koe die verbaasd opkijkt. Een horde pinken komt in een aanpalend weiland rap richting het hekwerk. Denken natuurlijk dat de boer eraan komt. Verbazing alom. Best grappig, een koe die verbaasd kijkt. Oortjes naar voren. Altijd goed, dat betekend interesse. Teleurstelling als ik doorloop. Ik zit al een tijd met een Franstalig nummer van Melanie de Biasio in mijn hoofd. Een stuk muziek dat is doorleeft met melancholie. Passend. En dan te bedenken dat deze — overigens wonderschone — dame uit Charlois komt. Een stad die op haar eigentijdse wijze ook schoon is. Ik mag haar graag, zoals men daar pleegt te zeggen. Terug naar de met sloten doorsneden weilanden. Ineens loop ik midden tussen bossages, koepaden, een krakend bruggetje. Het heet hier de Zeldersche wetering. Met ‘sch’ wel te verstaan. Mooi. Zou het in de Middeleeuwen ook zo zijn geweest? Amersfoort ligt ver weg, ik moet mij omdraaien om de Lieve Vrouwtoren te zien. Zo moet het er uitgezien hebben toen de marktkooplieden te voet of te paard met hun waar naar de grote stad gingen. Misschien wel over ditzelfde pad. Dit geeft een kolossaal gevoel van zijn. De klaphekjes zijn zo geconstrueerd dat er 1 persoon tegelijk doorheen kan. Geen koe of schaap krijgt dit open. Op de Neerzeldersteweg linksaf. De weidsheid van de polder is overweldigend. Groots, bijna meeslepend. De weg is kaarsrecht. Een blauwe reiger vliegt, loopt een stuk mee. Blijkbaar is dit haar territorium, want de schreeuwen zijn niet van de lucht. Er scheert een buizerd over, daar gaat de aandacht van de reiger naartoe. Ben dus slechts toeschouwer. Fijn. Ik stoor de natuur liever niet. De Slaag is een deel van de polder waar de natuur het voor het zeggen heeft. De paden zijn afgesloten. Het lonkt, je kunt er zo naar de oude dijk van de Eem lopen. Vroeger lag hier het wisselvlot van roeivereniging Hemus. Deze dijk is rijk aan klaver. Ook klavertjes vier. Put hiervoor uit eigen ervaring. De Krachtwijkerweg maakt een bocht, daar waar een enorme beuk staat. Uit de boom hangt een touw met een knoop aan het einde. Kun je er makkelijker in klimmen. Dit moet ook, want hoog boven de grond zit er een woest uitziende boomhut. Moet een klus zijn geweest dit te bouwen. Wat een rijkdom voor kinderen trouwens om hier te kunnen opgroeien. De zon staat flink lager nu. Tekent het landschap, deelt bijna hiërarchisch in. Zo tegen het einde van de wandeling passeert een jong stel. Beide op de fiets. Hij heeft gympen aan. Moeten gloednieuw zijn, zo intens wit. Achterop onder de snelbinders een paar bruine laarzen. Ook nieuw, of in ieder geval flink gepoetst. Het gesprek gaat over wat te doen vanavond. Hebben de schoenen hier iets mee van doen? Als ik bijna bij het eindpunt ben aangeland komt er een man op een vouwfiets langs. Argetype security-pak aan, en uit zijn (ik denk) mobiel klinkt het Hazes. Ik ontwaar nog net een flarden muziek en enige woorden. Typisch Mokums. De zon gaat inmiddels onder. Dit overvalt elke dag weer, de snelheid van het laatste streepje zonlicht. Het nummer van de genoemde zangeres dendert maar door in mijn kop. Evenals de vraag waarom toch dat tweede paar schoenen mee moest.

  • Het wassende water

    1 oktober 2013 :

    Zomaar zwervend langs de IJssel. Ik doe dit met enige regelmaat. Al jaren. Het liefst langs de Gelderse kant, de westzijde, van Deventer naar Zwolle. Plaatsjes en gehuchten als Welsum, Veessen, Werven en Marle passeren. De dijkweg slingert er lustig op los. Er gebeurt weinig, het is er prettig stil. De tijd lijkt hier geen vat te hebben op het landschap. Een enkele fietser, soms een auto. Meer niet. Een stop om de frisse lucht op te snuiven. Wandel langs een pad naar de rivier. Nog stiller. Je hoort het water zacht ruisen. Een buizerd schreeuwt. Een muisje schiet over het gras. Ineens een bankje. Wat een wereldplek. In deze streek zijn er drie veren, waarvan twee voor auto’s, die van Wijhe en die van Olst. Niet dat fietsers en voetgangers hier niet mee mogen, integendeel. De derde pont luistert naar de illustere naam Kozakkenveer. Het zet enkel voetgangers en fietsers over. Het vaart niet het hele jaar door. Aan de Overijsselse zijde brengt dit bootje je bij een oude steenfabriek. Het heet daar Fortmond. Ook zo’n plek. Als de herfst op streef is dan geeft de zonsondergang hier rond vijven een kleurenpalet waar je stil van wordt. Als je geluk hebt. En toch is er na al die jaren iets aan de hand met deze streek. Op twee plekken wordt er namelijk flink gebouwd. Er moeten hoogwaterbekkens komen. Het heet vast anders, maar zo’n bekken, dat klinkt. Bedoeld voor als de IJssel stoutmoedig haar oevers betreedt. Dan kan het water weg zogezegd. Lopen er geen uiterwaarden onder. Begrijpelijk, deze ingreep in het landschap. Toch is het vooral jammer. De Werverdijk krijgt plotseling twee betonnen bruggen. Het slingerende oude dijkje is straks niet meer. Hier stilstaan op een koude winterdag. Alles wit van sneeuw en ijzel. Enfin, het is komende december niet meer mogelijk. Met de nieuwe bouwsels kan het wassende water de Vochterleigraaf binnen stromen. Het zal vast door de naam komen. Wat de toekomst hier brengt, en vooral met het landschap gaat doen, is afwachten. Gelukkig staat het oude wachthuisje bij het Wijhese Veer een eind terug langs de dijk nog vier overeind. En kan het straks vertellen hoe het allemaal was.

  • Kreeftepolder

    1 december 2012:

    De Hors op Texel. Een gevoel van eenzaamheid en verstilling ontstaat als ik hier loop. Dit wordt versterkt als ik stil sta nabij Kreeftpolder. Ik laat het zeelandschap op mij inwerken. Met het lichte geruis van de Noordzee op de achtergrond. Knisperend zand onder mijn voeten. Vaal door zon gebleekt duingras. Het groeit op onwillekeurige plekken zomaar onderaan de duinen. Het lijkt er achteloos te zijn neergelaten. Niets is minder waar. Elke pol dient een doel. Het houdt het zand vast. Stopt oprukkend strand tegen het duin. Zorgt voor een schamel en breekbaar evenwicht. Tussen land en zee. Het is de grens. De buitenwacht van een eiland. Dit is de fijnste plek op Texel.

  • Noem het geluk

    12 maart 2012:

    Het Vuile Gat in het Haringvliet, pal onder de Hoekse Waard, doet haar naam eer aan. De motorpont St. Anthonius trotseert een stevige wind en dito golven. Maar de aanhouder wint. Het haventje van Tiengemeten, een eilandje pal voor Nieuwendijk. Oud agrarisch gebied, nu door Natuurmonumenten omgetoverd in grotendeels natuur. De Westhoek is zelfs ruig. De slagboom gaat open, mijn drie medereizigers zijn rap verdwenen. Een bankje naast de steiger lonkt. Een moment het eiland binnen laten komen. Zacht kabbelend water. Het heeft is sereen. Alle haast is eruit. Ineens. Er valt een aangename stilte over mij heen. De wegen zijn hier vooral paden, hebben geen namen. Het gehucht bij de onder de eilanders bekend staande Groote Haven is klein. De dubbele ‘o’ in de naam is overigens juist. Slecht enkele huizen, wat schuren, een boerderij. Dit deel van het eiland heet Weelde. Geen idee waarom. Misschien omdat het veer nabij is, de aanvoer direct en de grond goed genoeg voor landbouw? Eenmaal in de weidsheid grijpt de wind mij weer. De dikke leren jas is hier geen overbodige luxe. En dat eind april. Het steenkruid bloeit al uitbundig. Alsof de natuur de lente verplicht te komen. Vandaag niet. Het pad voert mij in Zuidelijke richting. Verstilling wint het van de gure wind. Het raakt mij. Ik sta stil en neem het landschap in mij op. Het voedt gedachten. Verder maar weer. In de verte loopt een man. Fiets aan de hand. Licht voorover gebogen. Schuilend in de kraag van zijn dikke wollen jekker. Zo’n atypische scheepsjas. Onmiskenbaar. De wind giert inmiddels mateloos. De man onverstoorbaar. Als hij langs loopt groet hij. Licht grommend, maar gemeend. Zijn band is plat. Hij komt vanuit de Oosthoek. Dit stuk heet Weemoed. Toepasselijker kan het niet. Na een uur bereik ik de herberg. Verder kan niet, het eiland houd hier abrupt op. Het stormt inmiddels. De kachel en de hond van de waard zijn hartverwarmend. Evenals de borrel. Terug naar het veer voert de tocht over de Noorddijk. Ik passeer een oude ruïne, nog uit de tijd dat het eiland werd gebruikt om gelukzoekers in quarantaine te zetten. Flink doorstappen, ander mis ik de laatste boot. Toch nog te vroeg terug. Het wachthokje biedt soelaas. Na 10 minuten vaart de schipper het veer binnen. Ik ben de enige passagier. Een korte knik als begroeting. De wind is inmiddels aangezwollen tot stormkracht. Deert niets. Ik blijf aan dek. Wil het voelen tot in mijn haarvaten. Ik noem dit geluk.

  • Tomeloze liefde

    15 mei 2009:

    De doop van een schip. In Friesland. Waar anders. Na noeste arbeid van zoveel mensen wordt er een groot stuk staal te water gelaten. En daarna is het feest. En terecht. Het ganse dorp loopt uit. Is ook uitgenodigd. Want bijna iedereen van het dorp werkt op de werf, of heeft er iets mee van doen, is welkom. Stoere mannen in met vet besmeurde overalls, de kade is er vol van. Plotseling valt mij een dame op. Uitgedost in een witte jurk. Met hakken. Smetteloos. Maar met hetzelfde gemak beweegt zij zich tussen de bootbouwers. Zij gaat straks de boot dopen verneem ik. Met een fles champagne aan een touw. Groot respect heb ik voor deze mensen, de werkers die het vaartuig na maanden samenwerken opleveren. Zij beginnen vanuit niets, en eindigen met een groot schip. Dat jaren gaat varen, de zeeën zal gaan trotseren. Ik mocht een paar dagen op deze werf rondlopen. Wat een cadeau. Fotograferen. Verhalen optekenen. De eerste kennismaking met de werkvloer was samen met de directeur. Die ook eigenaar is. ‘Kom maar mee, ik stel je aan de mensen voor’. Iedereen kent hem bij naam. Persoonlijk, makkelijk, geen barrière. Machtig te zien. Ik denk, zo hoort het, dit raakt mij. Daags erna mag ik zomaar overal binnen komen. Wel met veiligheidsschoenen en een helm plus beschermbril. Logisch. De dagen vlogen voorbij. Een slaapplek op een wondere locatie vlakbij biedt uitkomst. De volgende dagen weer vroeg terug. Ik heb genoten. Wat een vakmanschap. Wat een tomeloze liefde voor het werk. Ik houd daarvan. Niemand is mij die dagen vreemd. Ik word opgenomen. Mag er zijn. Maar wel met het oog op veiligheid. Ook weer mooi. Ook daar houd ik van. Er is ook een kraan. Uit mijn bouwjaar. Ik mag naar boven. Voor het uitzicht. Durf niet. Een krant is al te hoog. Als ik erop sta. Na driemaal dan toch. De kraandrijver, mooi woord, verwelkomt mij in zijn werkplek. Het panorama is magisch. Ineens snap ik het. De blik op het landschap op hoogte maakt alles duidelijk.

error: Content is protected !!