Omarmend

Het is maandagavond, rond de klok van tien uur. Ik heb een niet te stuiten behoefte aan vertoeven in een kleine kroeg. Ergens in Groningen, buiten het gebaande pad. De entree is er een waarbij je een zwaar gordijn passeert bij binnenkomst. Stil tafeltje ergens uit de loop met zicht naar buiten. De regen tikt zacht tegen de ruiten van het café. Waarop in sierlijke letters de Franse naam van het etablissement staat geschreven. Eronder het telefoonnummer. Een naam en een nummer, meer is niet nodig. Ik neem plaats en bestel, kies een stoel die mij uitzicht geeft over de straat en gracht. De klinkers glimmen door het vers aangevoerde hemelwater, subtiel beschenen door het licht van de lantaarns. Het pand zit op een hoek. Mijn uitzicht is daardoor prettig. Alsof de weidsheid van de stad besloten ligt in de omarming van haar zijn. Er speelt een muzikant. Zachte tonen, fijnzinnige melodie, onmiskenbaar jazz. Op tafel strooit een kaars voorzichtig met schijnsel. Het glas plaatselijk gebrouwen donker bier is halfvol. Meer een bokaal eigenlijk. En voorzien van een rond papieren servet om de voet van het glazen kunstwerk. Toonbeeld van gastvrijheid. Het licht binnen in de zaak is van een prettige sterkte. Gedempt, op de tonen van de liefde. De stemmen van de mensen zijn dat ook. Mijn ogen dwalen over de kade. Gedachten zijn ver weg. Plotseling valt mijn oog op een vrouw. Zij fietst met enige haast. Eerder zwierig dan doelgericht onderweg. Haar zwarte jurk zit slordig en toch als gegoten. De korte leren jas verhult nauwelijks haar ranke schouders. Gitzwarte haren bevochtigd door de zacht nevelige regen en een vuurrode sjaal omlijsten haar verschijning. Haar tempo zorgt voor een snellere nabijheid dan wenselijk. En weg is zij. Helaas. Een serene deken van onverwachte alledaagsheid valt over een zoekende ziel. De avond is jong en beloftevol.

April 2016.

error: Content is protected !!