• Omarmend

    Het is maandagavond, rond de klok van tien uur. Ik heb een niet te stuiten behoefte aan vertoeven in een kleine kroeg. Ergens in Groningen, buiten het gebaande pad. De entree is er een waarbij je een zwaar gordijn passeert bij binnenkomst. Stil tafeltje ergens uit de loop met zicht naar buiten. De regen tikt zacht tegen de ruiten van het café. Waarop in sierlijke letters de Franse naam van het etablissement staat geschreven. Eronder het telefoonnummer. Een naam en een nummer, meer is niet nodig. Ik neem plaats en bestel, kies een stoel die mij uitzicht geeft over de straat en gracht. De klinkers glimmen door het vers aangevoerde hemelwater, subtiel beschenen door het licht van de lantaarns. Het pand zit op een hoek. Mijn uitzicht is daardoor prettig. Alsof de weidsheid van de stad besloten ligt in de omarming van haar zijn. Er speelt een muzikant. Zachte tonen, fijnzinnige melodie, onmiskenbaar jazz. Op tafel strooit een kaars voorzichtig met schijnsel. Het glas plaatselijk gebrouwen donker bier is halfvol. Meer een bokaal eigenlijk. En voorzien van een rond papieren servet om de voet van het glazen kunstwerk. Toonbeeld van gastvrijheid. Het licht binnen in de zaak is van een prettige sterkte. Gedempt, op de tonen van de liefde. De stemmen van de mensen zijn dat ook. Mijn ogen dwalen over de kade. Gedachten zijn ver weg. Plotseling valt mijn oog op een vrouw. Zij fietst met enige haast. Eerder zwierig dan doelgericht onderweg. Haar zwarte jurk zit slordig en toch als gegoten. De korte leren jas verhult nauwelijks haar ranke schouders. Gitzwarte haren bevochtigd door de zacht nevelige regen en een vuurrode sjaal omlijsten haar verschijning. Haar tempo zorgt voor een snellere nabijheid dan wenselijk. En weg is zij. Helaas. Een serene deken van onverwachte alledaagsheid valt over een zoekende ziel. De avond is jong en beloftevol.

    April 2016.

  • Koesteren

    17 mei 2018:

    Tien jaar geleden. Uitzicht vanuit mijn (soort van) tijdelijke achtertuin. Lofoten halverwege mei 2008. Wat is Noorwegen fraai. In dit jaargetijde, het voorjaar is een eind op streef, zijn de nachten boven de Poolcirkel niet bijster lang. Dit geeft niet. Kun je langer het immense landschap binnen laten komen. Wakker worden, naar buiten, kopje thee en een summier ontbijt mee. Genieten met hoofdletters. Zittend op een steen is het zwerk zo verschrikkelijk fijn, vergeet je nooit meer. Ik was indertijd naar het Hoge Noorden doorgereden. Zomaar in een Volvo met zeer ruime ervaring, hoe passend. Ik moest iemand brengen naar zijn huis ergens middenin Zweden. Als je tijd hebt, dan ga je door. Via de Inlandsvägen, fantastisch. Hoe hoger, hoe kouder. Sneeuw, ijs. Overstekende mooses. Dat zijn elanden. Ik stopte. Lopen nieuwsgierig langs je auto. Briljant. Langs de meren nabij Tärnaby, tip van een Zweed. Even verder de grens met Noorwegen over. En maar rijden. Bij Mo i Rana rechtsaf (daar was ik in 2014 nogmaals, maar dan met sneeuw, zoveel sneeuw). Ik passeerde de Salfjellet. In 2008 ineens sneeuw, terwijl de weg ervoor en erna alleen maar het voorjaar ademde. Stil, weids en mateloos landschap. In dit Nationaal Park passeerde ik voor het eerst in mijn leven de Poolcirkel. Iets dat ik altijd al heb willen ervaren. Alweer magisch. Een uur op een klapstoeltje gezeten. Dan is het nog een stuk doorrijden naar de veerboot naar (bijna) Lofoten. Overstekende rendieren, volwassen, echt groot. Te laat voor het veer, ik hou niet van plannen. Het voordeel van je laten verrassen is dan meteen dat er dingen gebeuren. Alsof je meer tijd hebt? Ik weet het niet. De weg was te lang om door te rijden. Dan een houten huisje onderweg. Een plek waar ik eigenlijk niet meer weg wilde. Maar ja, de archipel Lofoten lonkt. De dag erna op een veer om uiteindelijk op de weg naar Lofoten te geraken. Het laatste uur van de reis passeer ik een baai. Aan weerszijden pieken die zomaar uit zee lijken op te stijgen. Op een zondag. Het was de Nationale feestdag van Noorwegen. Bijzonder moment. De veerboot was stil. Via een recent aangelegde snellere weg naar Svolvær ben ik ineens waar ik wil zijn. De ontvangst is meer dan gastvrij. Later in 2012, 2013, 2014 en 2015 en is dit niet anders. Een plek om te koesteren.

  • Achtertuin

    12 december 2017:

    Het licht in oktober. Het is ontegenzeglijk fraai. Het schijnt over de stad Amersfoort, over de mensen. Het kleurt. Ik zit op mijn fiets. Richting binnenstad. Mijn oog valt op een jochie op een rood fietsie. Zijn moeder rijdt er vlak achter. Met een kind achterop. Het is zijn eerste tocht. Dat kun je zien. Het straalt ervan af. Hij zit trots, kijkt wisselend rond en op de weg. Slingert een beetje. Logisch. Je eerste tocht. Ik kan hem zo terug halen in mijn geest trouwens, mijn eerste fietstocht. Toevallig ook een rood exemplaar, de fiets. De verf was nauwelijks droog. Maar ik moest en zou fietsen. Had het tenslotte net onder de knie. Dan moet het gewoon. In de steeg. Wie maakt mij wat? Wie kom ik tegen? Niemand. En ik kan toch de wereld aan, op mijn eigen fiets. Maar, wat een tocht. Het was mijn vijfde verjaardag. In 1969. Ook in november. Mijn rit anno nu gaat verder. Ik zie een vrouw. Een meer dan fraai exemplaar. Zij loopt trots. Ook — alweer — logisch. Tot het moment waarop zij in de poep trapt. De kreet is hard. Onaangenaam. Iets met shit. Een schoen vol. En toch behoudt zij haar bekoorlijke loop. Het klokkenspel van de Onze Lieve Vrouwe-toren speelt een enthousiast stuk muziek. De stoeprand is behulpzaam. Aan de dame die in de poep trapt. Een straat verder. Een man met een volle tas. Geen boodschappen. Het lijkt op al wat hij bezit. Zijn gezicht straalt. Hij zingt. Ik versta er geen bal van. Maar het is goed. Een blij mens is altijd prettig. Ik laat de stad achter mij. Passeer de Koppelbrug. Hoor het verkeer nauwelijks. Het licht tempert. Het daglicht nadert haar einde. Mooi dat een intens grijze dag kleurrijk eindigt. Het fietspad langs de rivier de Eem. Opvallend veel luid zingende mensen op deze route in de polder tussen Amersfoort en Soest. Komt het door de weidsheid van het landschap? Dat mensen gaan zingen. Einde van de week, zicht op het weekend? De zon gaat — ik kan het niet anders omschrijven — donderend onder. Het fietspad slingert duchtig. De plek is goed. Er liggen wat stukken water, sloten. Mist schrijdt langzaam binnen. De combinatie van het laatste licht met reflecterend water en de zakkende wolken is mateloos mooi. Een zwerm zwanen duikt plotseling op uit de waterdamp. De vlucht eindigt in een van de plassen naast de Eem. Het wit van het verenkleed steekt schril af tegen de donkerte van de avond. Even verderop pal langs het fietspad — het is inmiddels donker — een knisperend geluid. Alsof iemand zachtjes door de rijp heen loopt. Op nog geen drie meter afstand staan zes reeën in het weiland. Zonder blikken of blozen doen de dieren zich tegoed aan het gras. Het gebeurt gewoon in Amersfoort. Aan het einde van een dag.

  • Zonnige herfst

    26 september 2017:

    Het najaar is onmiskenbaar ingetreden. Zomaar ineens. Koude en mist. Geuren die veranderen. Het hoort bij dit jaargetijde. De wet in de omloop van seizoenen. Een boodschap noopt tot naar buiten gaan. Het is vlakbij. Net als ik de winkel verlaat barst er een regenbui los. Een markies biedt uitkomst. Even schuilen. Een orkest van druppels maakt muziek op het doek. De geur van regen roept een zekere blijheid op. Even na mij stapt een vrouw ook naar buiten. Boodschappen in een doosje. Onze ogen kruisten elkaar eerder in het winkelpad. Een mooie dame. Zj is een combinatie van ingetogen en uitstraling hebben. Bruine ogen, lang donkere haar in een ogenschijnlijk slordige knot. Haar auto staat tegenover de zaak zegt zij. Dichtbij genoeg om het meeste hemelwater te ontwijken. Ver genoeg om even te schuilen onder het afdak. Het laatste gebeurt. Er ontstaat een kort gesprek. Slechts enkele zinnen. Die indruk maken. Dat komt door de woorden die zij kiest. Het is een zonnige herfst.

  • Het Noorden

    26 december 2016:

    Roodehaan is vertrekpunt voor een zwerftocht door het Noordoosten van Groningen. Daar waar het vergezicht lijkt te zijn uitgevonden. Het is er verstild, geen mens op straat. Bomen zijn kaal, logisch, want het is eind december. Het draagt bij aan het weidse gevoel. Je bent hier een klein onderdeel van het land. Een passant. Maar altijd welkom. De wegen meanderen er lustig op los. Het gehucht Mensingeweer dient zich aan. Middenin een voor dit landschap typische brug, zo een met een flinke hobbel. Het Mensingeweersterloopdiep wordt overgestoken. Een loopdiep. Benieuwd wat de grondslag is voor zulks een wonderlijk woord. In dit gebied koestert men de vaarten, sloten en diepen blijkbaar. De namen staan steevast vernoemd bij bruggen. Mooi, ik hou ervan, geschiedenis noemen. Oude waterwegen vertellen veel. Baflo gaat over in Rasquert, Breede, Wadwerd, Usquert, Uithuizen. En Valom, voorwaar een bijzondere naam voor een dorp. Via een vlakke streek, langs modderige paden, richting de Waddenzee. Plotseling is daar de stevige dijk die Noord Nederland moet beschermen. Het gaat hier mintens 8 meter omhoog. De wind poogt roet in het eten te gooien, knalhard en recht op je bakkes. Dan het Wad, in al haar schoonheid. Een oude man met getaand gezicht, gewapend met emmer en griep gaat pieren steken. Voor het vissen. In de havenmonding van Eemshaven. Hij vangt er onder andere wijting, een ondergewaardeerd visje. Staart, vinnen en kop eraf, en je hebt de perfecte lekkerbek. Maar dan zoals het hoort. En als die klote zeehonden ze niet hebben weggevreten. Aldus de visser. Tja. Verder gaat het. Langs industrie, de meest Noordelijk gelegen snackbar, een recent in gebruik genomen energiecentrale, Eemshaven dus. De boot naar Borkum vertrekt hier. Of komt aan. Het landschap wordt gedomineerd door kabels die ontspruiten uit een spacy aandoend gebouwencomplex. Oudeschip is een gehucht onder de rook van deze vooruitgang. Waar komt deze naam vandaan, vooral met de zee zo in de nabijheid. Het ligt immers flink landinwaarts. Dan Delfzijl. Elke keer als ik hier ben bekruipt mij het gevoel dat deze stad veel heeft te vertellen. Het oude Eemshotel pal achter de op Deltahoogte gebrachte Eemdijk is illustratief voor dit deel van Groningen: tanend, vervlogen tijden. Toch is er behoorlijk wat nieuwbouw gepleegd, waardoor het een bijzondere combinatie van bouwstijlen en wonen wordt. En veel chemische bedrijven. Bizar dat pal naast deze industrie boven op een dijk het oude kerkhof van Oterdum er stil ligt te zijn. Het gehucht moest in de zeventiger jaren verdwijnen voor de fabrieken. Ineens ben je weer in het oude land. Statige boerderijen, de voor de streek typische rode steen, of als je rijk was wit gekalkte muren. Bijzondere architectuur met torentjes. De polders langs de Dollard dienen zich aan. Een hele reeks volgt, allen tussen de zestiende en negentiende eeuw gewonnen op het water. Overweldigend, zeker met neergaand licht. Hiervoor teisterde de woeste Eems en Dollard het gebied met talloze overstromingen. Een groot aantal dorpen en gehuchten, maar ook enkele kloosters zijn hierdoor verdronken. Finsterwolde had een flinke vissersvloot in eigen haven. Winschoten was in die tijd een schiereiland. Illustere namen herinneren aan die tijd. De Dollard polders, ruim twintig stuks, zijn zinneprikkelend. Hollandseluchten in optima forma. Het land ligt er stil bij. Bewerkt en in afwachting van het komend voorjaar. Je telefoon denkt dat je in Duitsland bent. Het is een spektakel van enorme groepen vogels die op hun geheel eigen wijze Kerst lijken te vieren. Sluitstuk is het gehucht Hongerige Wolf. Misschien wel de mooiste plaatsnaam van ons land. Het is een kern met slechts 30 bewoners, althans bij de volkstelling in 1997. Vernoemd naar een oude herberg lijkt het een pleisterplaats geworden voor kunstenaars en mensen die inspiratie en rust ontlenen aan de leegte van een landschap. Een plek om hier met regelmaat te kunnen zijn zou ik koesteren. De weg terug verloopt in uiterste stilte. Niet vreemd.

  • Billard

    23 april 2016:

    Het land achter het Pannerdensch Kanaal. Waar je terecht komt als je vanuit Doornenburg net voorbij Sterreschans het veer neemt. In Oud Zevenaar, aan het einde van de Ooyse Dijk, bevindt zich Café De Kroon, met een billard. Nog mooi ouderwets geschreven trouwens, billard in plaats van biljart. Gefotografeerd op een zaterdagmiddag, ergens tussen de regenbuien door. De tijd staat hier stil, zo lijkt het. Twee fietsers hebben de plek ook ontdekt. Zitten vast aan de koffie. Met een punt appeltaart. Die je verdiend na een eind fietsen. Als je hier omkeert, zeg maar de weg terug volgt de polder in, dan staat verderop een bord. Het is rond, blauw, enigszins verweerd, en voorzien van een gedicht. Sommige letters zijn bijna niet meer te onderscheiden. Het doet niets af aan de kracht van de tekst, zij blijft prachtig. Zorgvuldig gekozen woorden beklijven. Vlakbij staat een bankje. Om even te stoppen en te genieten van het landschap. Dat nog indrukwekkender wordt door de woorden van dat gedicht. Ook de moeite van het omrijden waard.

  • Noodstop

    7 april 2016:

    Op de Vismarkt in Groningen. Nagenietend maar ook stil zijn, na de tentoonstelling ‘David Bowie is’. Op 1 januari jongstleden gaf deze wonderlijke verzameling popgeschiedenis een ander nagevoel dan vandaag. Na die dag nog tweemaal geweest. Een van mijn jeugdhelden. En nog steeds een held voor mij. Vandaag dan voor het laatst omdat de expositie bijna stopt. Maar dat terzijde. Een flesje water met een croissant. En een bankje met een horde duiven om mij heen. Altijd iets te zien. Het is druk met fietsers. Opvallend, het aantal enigszins aftandse rijwielen. Studenten versus ‘je bike is gejat’ zal het zijn. Dan ben je blij met alles dat rijdt. Onwaarschijnlijk tam trouwens de Groningse stadsduif. En dapper, want gaan gewoon hun gang. Tot frustratie van de passanten op hun fiets. Ik vang flarden op van gesprekken. Of eigenlijk fietsgesprekken. Soms alleen, met iemand op afstand aan het snoertje. Of getweeën. Fascinerend als deze korte zinsneden aan elkaar worden gesmeed. Moet een wonderlijk gesprek ontstaan bij, zeg, vijftig stukken telefoonleven. Op de trappen voor De Korenbeurs — er is nu een grootgrutter gevestigd — zit een jonge vrouw. Zij schrijft een brief. De wereld lijkt aan haar voorbij te gaan. Haar gezicht staat ernstig. Een zin op papier, de blik op ver, weer een zin. Naast haar een Dille en Kamille tasje, een katoenen exemplaar. Waar eigenlijk niets in past. Haar uitdossing is wonderlijk. Een meer dan gifgroene panty. Kermit zou jaloers zijn. Sneakers eronder, een winterjas type dertien-in-een-dozijn, een sjaal, ook ernstig gifgroen. Toch passend, deze combinatie. Dit is een dame die doet wat zij wilt. Dat kun je zien, straalt zij uit. De persoon waar de brief voor is bedoeld laat zich raden. Ook de plek van schrijven. Alsof er ineens een overvloed is ontstaan aan gedachten, die ala minute aan het papier moeten worden toevertrouwd. Een noodstop op meerdere fronten: slippende fietsers omdat de Groningse stadsduiven niet opzij gaan, de liefdesbrief die op papier moet, het bezoek aan Bowie. Het is half vijf in de middag.

  • Dichtbij

    2 april 2016:

    De dichter Rutger Kopland is mijn reisgenoot vandaag. Het is bijzonder te voelen wat 29 km door het Nationale Park Hoge Veluwe doet met je. Elke keer weer. Ken het genoegzaam. De witte fiets is immer plezierig. Het gaat niet hard. Gewoon prettig tempo. Je zit rechtop, waardoor het landschap nog meer aan je wordt gepresenteerd. Zacht windje doet het gele gras stilaan ruisen. Twee buizerds dartelen door de lucht. De zon doet pront haar best. In alles voel, ruik en ervaar je het voorjaar. Ik zit op een splinternieuw fietsje. Rijdt als een trein. Geen gepiep en gekraak wat ook nogal eens het geval bij soortgenoten is. Zelfs dat geeft niet, want zeg nu zelf, zomaar voor een middag een rijwiel mogen lenen. Zo tof, vriendelijk. Ergens onderweg langs het pad een oude beuk. De liefde straalt ervan af. Hoeveel lovers hebben hier gestaan? Gezoend? Levensplannen gemaakt? Na de fietstocht de kleine weggetjes langs de IJssel en haar uiterwaarden. Het zwerk is magisch. Hier moet een schilder aan het werk zijn, wat een tekening in de wolken. Ik zit na te genieten. Kop in de laatste zon van vandaag. Prettig biertje op het terras vlakbij de IJssel in Deventer. Een van mijn favoriete stekken aldaar. Je eet er fijn, drinkt er prettig, gemoedelijke sfeer. Pluimage en allooi van alle windstreken. Het terras loopt door tot pal aan de rijweg. Enkel een paar leilinden en plantenbakken vormen een grens. Geeft niets. Deventenaren rijden rustig. Zo ook de Cadillac station, model 1970. Deze wagen is vooral groot. Minstens 6 meter karakter uit Detroit. Ik hou ervan. Alsof er een tank langs kruipt. Machtig geluid, de V8 op slakkentempo. Uit de auto ontsnappen flarden muziek. Het is Amy Winehouse, ‘Back to black’. De perfecte combinatie, deze song en de grote Amerikaan. De bestuurder schuilt achter een ondoordringbare zonnebril. Ook passend. Het heeft tegelijkertijd iets van ontwapening. De muziek hult zich in een passend decor. Op het terras diverse gesprekken, waar geen enkel verhaal overheersend is. Beschaafd. Fijne stad toch, Deventer. Terug nu naar Kopland.

  • Fietstas

    7 februari 2016:

    Op de mountainbike zwervend van Amersfoort door de bossen en heide naar Zeist. En weer terug. Eerst passeert de Eem, altijd bijzonder deze rivier. Er ligt sinds enkele jaren een mooi fietspad langsop. Vanaf de stad langs de roeivereniging Hemus naar de fietsbrug richting Soest. Het is er stil, want vroeg in de morgen. Een enkele hardloper, geen roeiers dit keer. Het waait te hard voor de wiebelige bootjes. Althans dat denk ik dan. Zelfs hier in het binnenland staan er kopjes op de golven. Fascinerend toch, wind. Je kunt ervan leven zegt men. Het gaat via de weilanden achter of naast de Birkt. Straatnamen als de Verlengde Hooiweg, A.P. Hilhorstweg, Spiekerweg. Ik vraag mij dan altijd af hoe dergelijke namen tot stand zijn gekomen. Ik poog amechtig er nog wat snelheid in te houden. Want het waait pal op de kop. De Soester duinen dienen zich aan. Het is uitlaattijd voor de hond zo blijkt. Drie rijen dik. Wat is dat toch, dat de hond en de eigenaar vroeg of laat op elkaar gaan lijken? Onmiskenbaar. Aan de Paltzerweg is een van de fietsingangen naar de voormalige vliegbasis Soesterberg. Sla rechtsaf en je waant je in de Koude Oorlog. Rijen verdekt opgestelde munitiebunkers passeren. Man, wat moet hier een dood en verderf hebben gelegen in de vorige eeuw. Tot 1993 was deze plek de thuisbasis van een Amerikaans squadron straaljagers luisterend naar de illustere naam Wolfhounds. Uitgerust met enorme F15 Eagles — dit is een type vliegtuig — werd er over onze rust gewaakt. Zo stonden er twee van deze toestellen 24 uur per dag paraat om binnen enkele minuten op te stijgen. En dat het gehele jaar. Nu fiets je over hun startbaan. Opvallend is de weidsheid hier, zo midden in de verstedelijking. Een kleine 400 hectare groot, zeg maar duizend voetbalvelden bij elkaar. Het terrein meet vooral zogenaamde schrale grond. De meest schrale van Europa zo heet het. Het is vooral fijn wolken kijken hier. Bijna zoals de Oude Meesters dat destijds zagen. Aan het einde van de Kampweg passeer ik Kamp Zeist, alwaar onder andere een asielzoekerscentrum is gevestigd. Het is een komen en gaan van mensen op deze weg. Soms voorzien van iets dat nog het meest weg heeft van volle bepakking. Een heel leven in een enkele tas. Ik word er weemoedig van. Daar rijd ik dan op mijn nog niet eens zo oude sportfiets. Een grotere contradictie is op dat moment niet mogelijk. Hoe zou deze man mij zien als ik passeer? Ziet hij mij überhaupt? Dat ik de tijd en energie heb om vier uur zomaar rond te gaan. Zou hij kunnen fietsen? Hoelang heeft hij erover gedaan hier te komen? Het is een gegeven. Het hek langs het AZC is immens. En lang. Er loopt aan de binnenzijde een pad langs waar je de sporen van auto’s ziet. Verse. Het knagende gevoel blijft. Iets verder is de Kozakkenput, vernoemd naar een bataljon, hoe kan het anders, Kozakken. Zij bivakkeerden hier enkele jaren na de verdrijving van Napoleon. Indertijd waren hier een aantal waterputten, en omdat deze Russische soldaten zich in de Utrechtse binnenstad het zichzelf onmogelijk hadden gemaakt, werd hier kamp opgeslagen. Er staat hier een aantal tamme kastanjebomen. Verstopt, dat wel. Je moet het weten. De vruchten hiervan zijn best lekker. Het is trouwens een loofboom uit de napjesdragersfamilie. Briljante naam natuurlijk, napjesdrager. Ik kwam hier begin jaren ’70 samen met mijn vader ‘Makke Jannen’ zoeken, want zo worden de kastanjes in deze contreien genoemd. Hij kende meer van dit soort geheime plekken. Het pad heet hier de Oude Postweg, nu een fietspad, en kruist het Laantje zonder Eind, nu een wandelpad. Deze paden zijn ooit door Franse Generaal-majoor Marmont en zijn mannen aangelegd, als onderdeel van toegangswegen tot de piramide van Austerlitz. Het was meer een bezigheidstherapie voor de soldaten. Het Beauforthuis in het gelijknamige dorp is stop voor koffie. Het is hier goed toeven. Altijd wel een mooie uitvoering, concert of anders zijnde vertoning van kunstvormen. En opwarmen voor het volgende traject, dat gaat hier ook prima. Het fietspad is nu een route, en gaat slingerend over hobbels, bulten, boomstronken. Een fantastisch parcours deels door landgoed Heidestein en Bornia. Het vergt de nodige aandacht om niet vol onderuit te gaan. De zon doet haar best, en zorgt voor een mooi schouwspel aan schaduwen. Dit voelt als geluk. Halverwege kom ik een stel tegen uit Utrecht. Komen hier regelmatig een rondje conditie opdoen. Hij rijdt op een klassieke American Eagle uit 1994. Een stalen en keihard frame, terwijl nu aluminium en steeds vaker carbon de klok slaat. En comfortabeler is. Ooit heeft Bart Brentjes met deze fietsen flink wat medailles bij elkaar gefietst. De Amerikaan Howie Cohen heeft dit merk op poten gezet. Op basis van in Azië gefabriceerde frames en Japanse fietsonderdelen. De man heeft ook meegewerkt met Gary Fisher, een ware grootheid op sportfietsgebied, en de geestelijk vader van de oer ATB. Helaas is ook deze fietsnaam reeds lang verdwenen. Een prachtige documentaire getiteld ‘Full cycle, a world odyssey’ is het kijken waard. Terug naar dat stel. Blij makend enthousiast over deze sport vertellend. Verder gaat het, over de paden van de houthakkers. Langs de Leusderheide, Den Treek en het fietspad langs de Kersenbaan. De kortste klap naar huis. Een ogenschijnlijk simpel rondje fietsen wordt zo een rit door de tijd. Dat leven in die tas blijft in mijn hoofd zitten. Het is als de geschiedenis die vanmiddag passeert, tijdelijkheid en vervangbaarheid die uiteindelijk blijvend zijn in verhalen. Een fietstas vol.

  • Het oude genieten

    5 december 2015:

    Een fotograaf die ik immens bewonder heeft een expositie. In België. Het is Stephan Vanfleteren, en de tentoonstelling is gebaseerd op zijn fotoboek ‘Charleroi, il est clair que le gris est noir’. En al sinds eind mei dit jaar. Zoals dit soort dingen gaan, ineens is het bijna over, de duur van de tentoonstelling. Hou er niet van om precies op het laatste moment een presentatie aan te doen. Omdat de zaterdag toch nog jong is gaat het naar onze Zuiderburen. Naar Charleroi om precies te zijn. Onderweg passeert Antwerpen, Brussel, en koers ik Zuidwaarts richting Mons. De verkeersborden van snelweg E19 geven ook Parijs aan. Even twijfel. Het zien van deze naam doet verlangen. Nog maar tweeëneenhalf uur rijden, en koffie in de lichtstad is een feit. De behoefte aan het bruine vocht noopt tot een stop. Een snelwegresto dient zich aan. Voor mij staat een oude Amerikaanse wagen, model groot, jaren ’70. Mateloos intrigerend. Ook het stel dat uitstapt. Ze bestaan nog, de petticoats en bijbehorende kapsels inclusief  Marilyn Monroe haardoekje. Zij torenhoog gehaarlakt, dress to impress, rood dus, hij voorzien van een niet mis te verstane vetkuif en laarzen waar Lucky Luke jaloers op zou zijn. Ik hou ervan. Na het toilet is het handen wassen. Het is er splinternieuw. De kraan uiteraard ook. En modern. Hij doet het niet. Ik sta ongelooflijk te studeren. Water ho maar. Ineens een blik, een gebaar. Hij met die kuif. Een lach ook. Hou je hand onder de uitstroomopening gebaart hij. En ja hoor, water. Het stel heb ik niet meer gezien. De wagen wel. Glimmend, imposant en boven alles wat er aan blik in de benzinestraat staat uittorent. Dit is een automobiel. De rit gaat voort.

    Het Musée de la Photographie à Charleroi is het doel. De om zware industrie bekend staande stad is nu niet het toonbeeld van schoonheid. Ik vind deze streek prachtig en eerlijk. Je krijgt rauw voorgeschoteld wat het is. Niet meer en niet minder. Elke keer als ik er ben bekruipt mij het gevoel dat hier echt wordt geleefd. Kippenvel. Natuurlijk verdwaal ik bij het binnen rijden. Alweer. Een wegomlegging. Pardoes kom ik terecht in wat zich het beste laat beschrijven als een apocalyps van onze moderne tijd. Overal waar je kijkt fabrieken, schoorstenen, dikke buizen die altijd over de weg moeten lopen, koeltorens. Het rookt, sist, trilt en verduistert. En overal uit stenen opgetrokken schuttingen. Komen zo weg uit 1910. Er werd toen nog mooi gemetseld, er valt namelijk een patroon te ontwaren in de massa stenen. Het maffe is dat je niemand ziet. Terwijl de bedrijvigheid overduidelijk aanwezig is. Het is simpelweg geestverruimend. Ineens een blok woonhuizen. De tuinen kijken uit op het hierboven beschreven beeld. Ik stel mij zo voor dat op een mooie zomerdag de vrouw des huizes een luie stoel buiten zet, en exact goed positioneert op de zon.

    Plotseling een druk kruispunt. En jawel aan de overzijde het museum. Gewoon voor de deur parkeren. Het is er druk. De mensen in deze streken ervaren de dingen van alledag op een fijne manier. Geen stress, eerder hoflijk, geduldig. De expositie is machtig. Even sober als de onderwerpen van de beelden. Het komt evenzeer binnen. Grijpt mij naar de strot. Ongelooflijk dat deze beelden recent zijn gemaakt. Het had ook 50 jaar terug kunnen zijn. Ineens moet ik naar buiten. Wil ervaren wat de fotograaf heeft gezien. Ik ken de stad. Wandel richting een fijn stadsdeel. Was hier eerder dit jaar. Loop er een paar uur rond. Gewoon mijn neus achterna. Een spoorlijn vormt een grens tussen wonen en werken. In een van de tunnels onder dat spoor is eenvoudig met witte verf op de muur van de spoortunnel een voetbaldoel geschilderd. Het is er stil. Op de kat na, die achteloos langs paradeert.

    Een kroeg, voor maar weer een bak koffie. En verder. Een dame is in haar tuintje bezig met iets dat het meeste weg heeft van een lichtorgel. Maar dan voor Kerst. Drie kleine keffertjes vergezellen haar. Als ik passeer slaan de hondjes stevig aan. Springen tegen de ommuring op. Een is zo opgewonden dat hij (of zij) het presteert eroverheen te springen. Ineens de straat. Acuut is het stil. Dit was niet de bedoeling. De scene is er een van de staart tussen de benen.

    Alweer een café, een nog onbekende dit keer. Het is koud, de wind waait ongenadig. Een bier dan maar. Ik voel mij meer dan gastvrij onthaald. Als ik uitleg wat ik hier doe, ontstaan mooie gesprekken. Mensen vinden het tof als je in hun habitat geïnteresseerd bent. Een tweede glas sla ik af, het lonkt, maar er is meer te zien. Of ik snel weer langskom. Jazeker. Dit is geen belofte. Het is een feit. En een verrijking. Het glas bier mag ik niet betalen. Kijk, dat is nu gastvrijheid. De dag is ineens om. De lucht kleurt rood, roze, geel en alles wat ertussen zit. En het is net voor vijven. In een ander stadsdeel passeer ik een boogbrug, model jaren ’60. Voor mijn gevoel dan. Vlakbij de brug staat achter een hekwerk een kerstboom. Vastgemaakt een paal met waarschuwingsbord. De contradictie tussen deze versiering en de omgeving kan in mijn ogen niet groter zijn. Het is omschrijvend voor deze omgeving, namelijk pure schoonheid.

    Synoniem voor mij aan fotozwerven in deze contreien is een Belgische zangeres die jazz tot grote hoogte brengt. Inderdaad die met die Italiaans aandoende naam, Melanie de Biasio. Zij doet dit op geheel eigen wijze. Met dwarsfluit gelardeerde muzikale stukken die in je hoofd blijven zitten. Zij komt uit deze stad. Speelt echter vanavond in Hasselt, even verderop. Een akoestische optreden. Ik besluit de omweg te wagen, anderhalf uur sturen. Op de bonnefooi naar het cultuurcentrum aldaar. Onderweg de VRT zender Klara, cultuur en klassiek. Prettig onderweg. En een goed journaal. Een grote bank gaat flink bezuinigen. Er zullen echter geen naakte ontslagen vallen. Magistraal toch, de woordkeuzes en samenstellingen van zinnen die hier worden gebezigd. Kunnen wij nog wat van leren. Het concert dan. Met alleen een grote contrabas en een enorme vleugel als muzikale omlijsting. De zaal is volstrekt donker. Licht wordt minimaal gebruikt. Haar optreden duurt bijna twee uur. Vliegt voorbij. Ik heb er weinig woorden voor. Intens, donker, intrigerend, ligt voor de hand als woordkeuze. Na afloop krijg ik mijn vinyl gesigneerd en wel. Ook hier weer rustig wachten op je beurt. Nog opvallender zijn de gedragingen tijdens het optreden van het concertpubliek. Er is niemand maar dan ook niemand die filmt, fotografeert, of anderszins hinderlijk bezig is. Iedereen luistert, geniet. Ademloos haast. Wat een verademing. Men geniet hier nog ouderwets.

    Het was plezant toeven in België. In volslagen donkerte rijd ik langs stille wegen huiswaarts. Met een gelukzalig gevoel dat dagen blijft hangen.

error: Content is protected !!